Beelden van mensen

Noldes tekentalent werd al vroeg herkend. Zijn leraar riep zijn leerling, die toen nog Emil Hansen heette, vaak naar voren om de leerstof te illustreren. "Tijdens de pauzes tekende ik echter met witte krijtstrepen brutale en onafhankelijke portretten van mijn kameraden op het schoolbord." (Emil Nolde: Das eigene Leben, Berlijn 1931, blz. 39). Dit tekentalent – om het essentiële in een paar momenten te vangen en aan te scherpen – is zowel bij Nolde als bij Rohlfs aanwezig. Nolde krijgt toestemming van niemand minder dan Max Reinhardt om te schilderen tijdens voorstellingen in het Deutsches Theater, en zo vaak als hij wil. Rohlfs en Nolde observeren hun medemensen met sympathie en humor op straat, in cafés, kroegen, vaudevilles, theaters. Rohlfs' Straßenszene (1918), Noldes Paar in der Loge (1910/1911) en Tingel-Tangel III (1907) getuigen hiervan. Ook de kleurenlitho Junges Paar (1913), met zijn in het groteske overlopende figuren, laat zien dat Nolde, die beïnvloed was door het plattelandsleven, zich even sterk aangetrokken voelde tot de types van de grote stad als dat hij erdoor verontrust of zelfs afgestoten werd. Achteraf gezien, op ruim zestigjarige leeftijd, heeft hij zelf zijn vroege voorstellingen van mensen ingebed in een christelijk wereldbeeld: "Het maakt niet uit of we arm of rijk, knecht of prins zijn, we zijn allemaal mensen en naakt geboren: alleen het menselijke geeft waarde en maat, of het nu slecht, goed, materieel of geestelijk is, pusillanus of vrijgevig" (Emil Nolde: Das eigene Leben, Berlijn 1931, blz. 111).

Met zijn eerste autobiografische deel, Das eigene Leben, verdedigde Nolde zich tegen de beschuldigingen aan het adres van expressionistische kunstenaars. Hij was eigenlijk van plan Das eigene Leben in eigen beheer uit te geven en naar vrienden te sturen. In maart 1931 wonen Ada en Emil Nolde echter een lezing bij van Paul Schultze-Naumburg, die begint met een werk van Nolde en racistische redenen geeft voor het verval van de kunst. Nolde besluit dan zijn autobiografie via een uitgeverij uit te geven en zo zijn publieke perceptie in eigen hand te nemen. In die tijd werden expressionistische kunstenaars aangevallen door rechtse kunstcritici, vooral vanwege hun afbeeldingen van mensen. Nolde reflecteert en rechtvaardigt dit als hij schrijft: "Deze liefde voor het ongewone, die toen in mij levendig kookte, is mij altijd bijgebleven; mijn hart klopte altijd levendiger als ik artistiek scheppend tegenover een Rus, Chinees, Zuidzee-eilander of een zigeuner stond, ja zelfs de nachtelijke, verdorven stadsbewoner prikkelde mij als een vreemde natuur, en de neiging om Joodse types te scheppen, zoals later in mijn religieuze schilderijen, gebeurde uiterlijk, waarschijnlijk mede naar aanleiding van deze voorliefde." (Emil Nolde: Das eigene Leben, Berlijn 1931, p. 108f.)

Hiermee wordt een groot aantal werken aangeduid, vooral diegene die zijn gemaakt tijdens of in de periode na de reis van de Noldes in 1913/1914 naar het noordoosten van Papoea-Nieuw-Guinea, dat destijds een Duitse kolonie was. Het werk Sibirische Gutsherren (1918) is er bijvoorbeeld een van en geeft, net als Rohlfs houtskooltekening Mazedonier (ca. 1920), uitdrukking aan de belangstelling voor nationaliteiten wat samenhing met de belangstelling voor de natiestaat in de 19e eeuw. De kleurenlitho Junge Dänin (1913) laat op indrukwekkende wijze zien dat dit niet alleen gepaard gaat met een etnologisch geïnteresseerde blik, zoals tot uitdrukking komt in Noldes schilderij Zwei Russen (1915) (afbeelding). Hier is Nolde veel meer geïnteresseerd in het emotionele effect van kleur ­- het blad bestaat in verschillende kleurversies met een blauwe of zwarte ondergrond (afbeelding).

Een andere groep werken in deze zaal laat zien dat het menselijke beeld lang niet alleen als individueel portret verschijnt. Naast dergelijke portretten, bijvoorbeeld Frau N. (Frau Ada Nolde) (1911) of Schwarzer Junge, Matam (1913), zijn er voorstellingen van echtparen door Nolde die zich richten op de mens an sich en doen dat met ronduit groteske en fantastische middelen, zoals te zien in het schilderij Neckerei (ca. 1920) of de aquarel Zwei Männer imGespräch (z.j.). Anderzijds zijn er zogenaamde typeportretten van Rohlfs te zien. Ook zij verwijzen niet naar het individu, maar representeren mensen uit verschillende sociale klassen en groepen. Rohlfs' schilderij Der Trinker (ca. 1915), dat de aanvullende titels Der Zecher en Der Säufer draagt, wordt gekenmerkt door sympathie en gelijktijdig hardheid. Maar als voorstelling van een sociaal type heeft het uiteindelijk een gemeenschapsversterkend effect. Typering vervult dus een andere functie dan beeldende stereotypering, die tot doel heeft uitsluiting van de samenleving te bestendigen. Als men Rohlfs' prent Mann mit roter Mütze (1937) bekijkt, zou men deze gemakkelijk kunnen verwarren met een stereotiepe en racistische dwaling van de kunstenaar, die verder als apolitiek werd beschouwd. De parelwitte rij tanden en de volle lippen lijken samen met de donkere achtergrond een persoon van Afrikaanse afkomst te satiriseren. Essentieel voor een goed begrip van het werk, maar ook voor een herziening van Rohlfs als een door en door politiek bewust kunstenaar, is het jaar waarin het ontstond, 1937, toen de tentoonstelling Entartete Kunst voor het eerst in München werd getoond. Het brengt niet alleen de door de nationaal-socialisten gehate kunstwerken samen, maar belastert hen ook met spandoeken. Op een foto van het station in Berlijn staat duidelijk te lezen: "Net als de vernegering van muziek en theater was de vernegering van de beeldende kunst bedoeld om het raciale instinct van het volk te ontwortelen, om de grenzen van het bloed te helpen slechten!". (Illustratie). Daaronder zijn Noldes houtsneden Mann und Weibchen (1912) en Familie (1917). Rohlfs' Mann mit roter Mütze kan worden gelezen als een doelbewuste reprise van een figuur uit zijn schilderij Clownsgespräch uit 1912 (afbeelding) en, in de stereotiepe intensivering ervan, als een identificatie van de kunstenaar niet alleen met de aangevallen kunst, waartoe ook zijn eigen kunst behoort, maar ook met de mensen van andere etnische afkomst die erdoor worden geëerd.

Terug naar het overzicht

Ga verder naar de volgende tekst

Drücke Enter, um die Suche zu starten