Otto Mueller 1874 Liebau - 1930 Wroclaw

Knabe vor zwei stehenden und einem sitzenden Mädchen, 1918/1919

 

Provenance, WVZ-Kunsthalle / database, stand van zaken oktober 2020, komt overeen met de provenance van juni 2022

Collectie Dr. Ismar Littmann, Wroclaw (sinds ?-1934)

Erven Dr. Ismar Littmann, Breslau (sinds 1934-februari 1935)

Auktionshaus Max Perl, Berlijn (februari 1935, ingebracht door Käthe Littmann)

Nationalgalerie, Berlijn (sinds mei 1936-juli 1937, NS-Depositum, "Gestapo"-confiscatie in het veilinghuis van Max Perl)

Schloß Niederschönhausen, Berlijn (sinds oktober 1939-1940, NS-Depositum, confiscatie in de Nationalgalerie)

Bernhard A. Böhmer, Güstrow (sinds augustus 1940-?, ruilcontract met de "Commission zur Verwertung der Produkte entarteter Kunst")

Rijnland Privéverzameling (sinds ?-?)

Achim Moeller Ltd, Londen (sinds ?-1979)

Collectie Henri Nannen, Hamburg (sinds 1979-1986, aankoop van Achim Moeller Ltd.)

Stiftung Henri und Eske Nannen, Emden (sinds 1986-1999, gift van Henri Nannen)

Nazaten van Dr. Ismar Littmann (1999, teruggave door de Stiftung Henri und Eske Nannen)

Stiftung Henri und Eske Nannen en Schenkung Otto van de Loo, Emden (sinds 1999, aankoop van nazaten van Dr. Ismar Littmann)


 

Het schilderij Knabe vor zwei stehenden und einem sitzenden Mädchen werd in 1919 onder de titel Titel Landschaft mit Figuren tentoongesteld op de Berlijnse Kunsttentoonstelling in het Landesausstellungsgebäude. Op dat moment was het in het bezit van de kunstenaar.

Op een tot nu toe onbekend moment kwam het schilderij in de verzameling van de joodse advocaat Dr. Ismar Littmann, die in Breslau, het huidige Wroclaw, woonde en bestuurslid was van de Gesellschaft der Kunstfreunde. Hij bezocht ook de kunstacademie van Breslau en was bevriend met Otto Mueller, die daar sinds 1919 professor was.

Als gevolg van de nazi-onderdrukking kreeg Littmann in 1933 een beroepsverbod opgelegd. In 1934 beroofde hij zich van het leven onder druk van de repressie. In 1935 zag zijn weduwe zich genoodzaakt talrijke werken te veilen bij het veilinghuis Max Perl in Berlijn. Daar werden verschillende schilderijen, waaronder het schilderij van de Kunsthalle Emden, in beslag genomen door de Gestapo.

In mei 1936 werd het schilderij in bewaring gegeven aan de Berlijnse Nationalgalerie, waar het in juli 1937 opnieuw in beslag werd genomen. Het werd naar München gebracht en als eigendom van de Berlijnse Nationalgalerie tentoongesteld in de lastertentoonstelling Entartete Kunst, waar Henri Nannen het ook zag. Vanaf oktober 1939 werd het opgeslagen in het depot van de "internationaal verkoopbare werken" in Schloss Niederschönhausen. In augustus 1940 werd het verkocht aan de kunsthandelaar Bernhard A. Böhmer.

Daarna is het spoor van het schilderij verloren gegaan tot het einde van de jaren 1970, toen het te koop werd aangeboden in de Galerie Achim Moeller. Henri Nannen verwierf het schilderij daar in 1979 met als herkomst "uit een Rijnlandse particuliere verzameling".

In 1998 publiceerde de kunstonderzoekster Anja Heuss, samen met de dochter van Dr. Ismar Littmann, Ruth, en haar echtgenoot Chaim Haller, een artikel over de verloren collectie in de Neue Züricher Zeitung, waarvan de Stiftung kennis nam. Nadat de herkomst van het schilderij bekend was geworden, namen het bestuur en de stichtingsraad van de Kunsthalle contact op met de erfgenamen. In mei 1999 werd besloten het schilderij terug te geven aan de nazaten van Dr. Littmann. Het bleef aanvankelijk in bruikleen van de familie Littmann in de Kunsthalle. Na een taxatie door twee onafhankelijke deskundigen werd het schilderij korte tijd later met de gulle steun van talrijke sponsoren door de Kunsthalle Emden teruggekocht van de rechtmatige erfgenamen.

Terug naar het overzicht

Ga verder naar de volgende tekst

Drücke Enter, um die Suche zu starten