Brücke-kunstenaars en het nationaal-socialisme

Van februari 1906 tot november 1907 maakte Nolde deel uit van de kunstenaarsgroep Brücke, die  van 1905 tot 1913 actief was. Tot de leden behoren Fritz Bleyl, Erich Heckel, Ernst Ludwig Kirchner, Max Pechstein en Karl Schmidt-Rottluff. Zij nodigden Nolde uit nadat zij begin 1906 zijn kunst hadden gezien bij Arnold in Dresden, waar eerder werken van de voor hen allen belangrijke Vincent van Gogh waren gepresenteerd. Terwijl Noldes eigen toetreding tot de Brücke dus sterk verbonden is met post-impressionistische invloeden, verzet Nolde zich tegen de toelating van Christian Rohlfs tot de kunstenaarsvereniging, vermoedelijk omdat deze te sterk naar de Franse kunst neigt.

Hoewel de werken van de Brücke duidelijk de invloed van het Post-Impressionisme vertonen, is het doel een nieuwe Duitse kunst voort te brengen die op zijn minst gelijkwaardig is aan de Franse. De Duitse kunsthistoricus en museumdirecteur Max Sauerlandt (1880–1934), een van Noldes belangrijkste mecenassen, formuleerde het in zijn reeks openbare lezingen in het zomersemester van 1933 als volgt: "de kern van het probleem van de geldigheid en betekenis van de hedendaagse Duitse kunst: is er vandaag de dag, of is er sinds het tijdperk van het Frans-Europese impressionisme, überhaupt Duitse kunst die deze naam waardig is, een schilderij dat op zichzelf belangrijk genoeg is om naast de schilderkunst van vroeger tijden te worden geplaatst?". Het antwoord van Sauerlandt valt geheel in het voordeel van het Duitse expressionisme en zijn protagonisten, Nolde en de Brücke-kunstenaars uit, aan wie de kunsthistoricus een lezing wijdt, te beginnen met Nolde. Want voor Sauerlandt is het duidelijk: "Onvermoeibaar tekenden, aquarelleerden, schilderden al deze kunstenaars, Nolde voorop, in de natuur, voor de natuur, naar de natuur; weliswaar nooit met de wil tot academisch correcte reproductie, maar altijd met de onontkoombare bedoeling een poëtische vorm te geven aan de werkelijkheid die zich voor hun ogen bevond, de vorm van de romantische poëzie die zij in zich droegen; of met het aangeboren vermogen tot verbeelding in de bewuste zekerheid dat de 'geest van het werkelijke het werkelijk ideale is'. [...] Duits expressionisme, dat is niets minder dan de meest recente Duitse vorm van een romantiek die de werkelijkheid vanuit de krachten van het gevoel pathetisch overdrijft, en er met geweld overheen bouwt." (Max Sauerlandt: Die Kunst der letzten 30 Jahre, Berlijn 1935, blz. 135; 142f.)

Hoewel de argumentatie vergelijkbaar is met die van de voorstanders van het expressionisme in de jaren 1910, is met de toelating van de Brücke-kunstenaars tot de Pruisische Kunstacademie – bijvoorbeeld Pechstein in 1922 of  Nolde in 1931, een toestand van algemene acceptatie ontstaan. Voor Nolde moet dit van groot belang zijn geweest, want Liebermann, zijn vroegere tegenstander, was van 1920 tot 1932 voorzitter van de Academie. Hoe hard de Brücke-kunstenaars werden getroffen door de afwijzing van het expressionisme door het nationaalsocialistische cultuurbeleid, blijkt uit hun reacties op de oproep van de Pruisische Kunstacademie om te vertrekken. Zo formuleerde Kirchner in een antwoordbrief: "Al bijna 30 jaar vecht ik met mijn werk voor een nieuwe sterke en echte Duitse kunst en zal dat doen zolang ik leef. Ik ben noch Jood, noch sociaal-democraat, noch anderszins politiek actief geweest, en ik heb in alle andere opzichten een zuiver geweten. Ik ben er dus voor om rustig af te wachten wat de nieuwe regering zal doen met betrekking tot de kwestie van de Academie, en ik leg ook de kwestie van mijn lidmaatschap vol vertrouwen in uw handen." (Kirchner in een brief aan Max von Schillings, 17.5.1933). Pechstein reageert met grote nadruk op de eis tot aftreden en benoemt expliciet zijn Arische afkomst en zijn verbondenheid met het naziregime: "Ik ben, evenals mijn vrouw, aantoonbaar, volwaardig ariër, mijn oudste zoon is een S.A.-er, mijn jongste zoon zit al twee jaar bij het Jungvolk, en ik ben zelf sinds 1934 lid van de N.S.V. [Nationalsozialistische Volkswohlfahrt] en lid van het N.S. Luftsportverband. […] Trots jegens mijn voorouders, een oud geslacht van hof- en wapensmeden, verhindert mij een richting in te slaan waarmee ik een deel van mijn eer verloochen." (Pechstein in een brief aan de Pruisische Kunstacademie, 12.7.1937).

Pechsteins deelname aan een wedstrijd van het Propagandaministerie in 1934 bewijst dat hij ook artistiek in staat was zich aan te passen (afbeelding). Pechsteins ontwerp met de titel Das Symbol der Arbeit voor een muurschildering van de nationaalsocialistische organisatie "Kraft durch Freude", KdF, toont, op in de realistische stijl van de Nieuwe Zakelijkheid, vier smeden onder het opschrift "Kraft durch Freude" in combinatie met een hakenkruis.

In de naoorlogse receptie heeft het stigma van "ontaarde" kunst vaak geleid tot een bekrompen begrip van de kunstenaars van het Klassiek Modernisme die uitsluitend als slachtoffers van het naziregime werden gezien. Een nadere beschouwing van hun beslissingen, handelingen en werk doet niets af aan het feit dat zij dat zeker waren, maar toont ook dat de persoonlijkheden en hun individuele houdingen veel veelzijdiger en deels tegenstrijdiger zijn.

Terug naar het overzicht

Ga verder naar de volgende tekst

Drücke Enter, um die Suche zu starten